Orion en de Hemelkoningin

Fragmenten van de tijd in Buoux en Gorge du Verdon

Ik staar omhoog naar de compacte grijze wand die intimiderend boven me uittorent.  Autoroute du soleil, inmiddels opgewaardeerd naar 7c+, staart me uitdagend aan.

Dag in en dag uit werk ik in de route, ik kan er geen genoeg van krijgen. Het begin gaat nu foutloos, maar de crux zit bovenin en wil maar niet lukken. De huid op m’n vingertoppen wordt dunner en dunner, maar ik móet deze route doen. Dit project voelt bloedserieus. Een zeurend stemmetje in mijn hoofd zegt dat ik misschien even wat anders moet gaan doen, maar ik wil niet. Ik ben er al twee weken in bezig, ik wil niet opgeven.

Morgen vertrekken we, dus nú is het moment, de laatste kans. De zon schijnt, ik voel me vrolijk en energiek. Ik draag mijn nieuwe gele klimbroek dus niks kan misgaan! Tijdens het klimmen trillen mijn benen, ik heb de hele route om na te denken over de crux wat niet bepaald helpt voor mijn rust. Ik ben psyched, maar ‘sta niet aan’, ik ben afgeleid en nog vóór de crux val ik. Terneergeslagen zeg ik dat Job me kan laten zakken. Ik realiseer me dat het voor nu te moeilijk is, ook al voelde het steeds zo dichtbij… deze crux kan ik misschien gewoon nog niet, en dat had ik al eerder kunnen weten.

We rijden naar de Gorge du Verdon (ik rijd, wehoo!). De herfstkleuren zijn van vurige gelen en roden, veranderd naar diep roestig oranje, wat afsteekt tegen het donkere groen. We kijken vol bewondering, verrast dat het nóg mooier kon. De kleuren schreeuwen niet meer, maar fluisteren en lokken ons de diepte in.

Langzaam, terwijl we de kloof inrijden, trekt de mist om ons heen, de regen tikt op de bus en de dieptes verdwijnen weer. Daar is de winter, daar in de schaduw.

We parkeren de bus aan de rand van de 300 meter hoge gorge, de weg is veranderd in een waterval.

Ze lijkt geruisloos boven ons te cirkelen. Rustig observeert ze ons, zwevend op de wind. Maar echt geruisloos is ze niet. Soms komt ze héél dichtbij en hoor je de wind plotseling suizen. Dan stokt mijn adem, even, en een rilling van verwondering en een beetje angst gaat door me heen. Ze is nog veel groter en mooier dan ik dacht. Imposant zijn haar gitzwarte veren, haar gekromde nek en sterke klauwen. Hoger en hoger zweeft ze, een silhouette tegen een brandende lucht. En dan, plotseling, scheert ze in een rechte lijn het dal in. Ze speelt in het vuur en vlakbij mijn horizon mindert ze vaart, om opnieuw de hoogte in te cirkelen met een schuin oog op ons. Zij kent geen horizon, de hemelkoningin.

Nu er geen toeristen zijn in de Verdon, komen de gieren dichterbij dan ooit. Job en ik kijken onze ogen uit, terwijl er ongeveer 50 boven ons cirkelen. We springen voor de grap op en neer: ‘We leven nog, we leven nog!’ roepen we dan. Want geïntimideerd en bekeken voelen we ons stiekem wel.

Het is een klassieke route, onder de Belvedère: Je suis un Légende 7a, van Tribout.

In een ijzige wind lukt het me om de route uit te klimmen. Triomphantelijk klim ik vanuit de kloof over het hekje van het uitzichtpunt heen! Stiekem moet ik even aan mijn moeder denken, waarvan ik vroeger nooit over hekjes van uitzichtpunten heen mocht leunen.

Job klimt in de verlaten gorge met de kolkende rivier onder ons, de sterren van de hemel en ik ben ongelofelijk trots! (Hierover later meer op de blog! )

We lopen langs een winkeltje van een pottenbakker. Een pottenbakker die klokken bakt. Maar de schijven worden nooit rond, nooit precies. Ze golven onregelmatig heen en weer, niet plat, niet precies. Maar de klokkenbakker geeft de hoop op een perfecte cirkel nooit op. Tegelijkertijd is hij trots op alle imperfecte schijven. De klokkenbakker die scheve klokken bakt.

‘S avonds dwalen we bibberend door het met kerstlampjes verlichte stadje, onze voetstappen maken een knarsend geluid als we over de glinsterende vorst op de straten lopen. We zijn op zoek naar warmte. Een local barretje is meestal alles wat open is, eenmaal binnen voel ik weer dat bezwaarde gevoel dat ik als vreemde in iemands woonkamer zit, dat ik zomaar iemands huis ingelopen ben om wat te bestellen in de keuken. De starende ogen van de bewoners van het piepkleine dorp, alsof ze nooit vreemden zien. Of zien we er vreemd uit?

Na een prachtig tijd in Verdon rijden we opnieuw terug naar Buoux. Jobs vader is op bezoek en we spenderen een week in een huisje, genieten met volle teugen dankbaar van de gezelligheid, de warmte, de douche, het bed en het heerlijke eten.

Autoroute, Autoroute..toch nog één keer proberen nu we er weer zijn..de crux lukt, opnieuw ben ik psyched! Maar een paar dagen later gaat de poging weer slecht. Ik moet ermee stoppen, en ik besluit andere routes te proberen. Ik probeer prachtige 7c’s en 7b’s, maar word overal uitgespuugd. Ik voel dat mijn vingers sterker zijn, en mijn vertrouwen groter, alleen het ‘uitklimmen’ wil niet lukken. Nét niet, nét niet.
Soms lukt het me wat afstand te nemen, alles in perspectief te plaatsen en dan zie ik dat dit een prachtige mentale uitdaging is: projecten die niet lukken en doelen die niet behaald worden op het moment dat ik het wil. Geduld, geduld. Buoux leert me veel, het leert me vechten en niet loslaten, en soms juist loslaten en vallen, de greepjes niet ‘aaien’ maar ‘fijnknijpen’ zoals Job dat zegt, en zelfs een beetje grommen op de aller moeilijkste stukjes!

Toch geeft Buoux mij een klein bijzonder en heel mooi cadeautje vlak voor het einde van het jaar. Ik klim Cage aux orchidées 7b, een prachtroute, met een spannende crux  en een overhangende uitklim met scherpe perfecte gaten. Als ik het relais klip juich ik, ik ben gelukkig, trots en ook wel dankbaar. Wat een pareltje, en wat heb ik genoten. Wat is klimmen toch mooi.

Kerstlichtjes hangen in de boom achter ons vuurplaatsje en onze kastjes in de bus puilen uit van de marshmellows, chips en champagne. Mischa en Tjebbe zijn op bezoek, en daar komen ook onze twee nieuwe vrienden aanlopen met een vegetarische Lasagna. Algauw brandt het vuur en merken we niks meer van de kou om ons heen. We praten over de routes in Buoux, over verschillende culturen, bomen die anders groeien in andere landen, recht omhoog of kronkelig opzij,  mensen die als bomen zijn, recht of kronkelig, mensen die op tijd komen en mensen die dat nooit doen, het leven in een bus, de heldere hemel, het gerucht dat chouca afgewaardeerd werd naar 8a+ toen een vrouw het klom, hoe je een ‘smore’ maakt van marshmellows, koekjes en chocola, hoe we Antoine en Marc le Menestrel ontmoetten (!), hoe Antoine aanliep op cobra’s en klom met een touw van 13 jaar oud, en Marc zei dat ze vroeger de routes in Buoux wel erg hard hadden gewaardeerd, over dat glas blijkbaar niet helemaal vast is maar een beetje vloeibaar, en dat sommige kerken in Zweden rood zijn en dat het om de kerken heen nooit regent, over de toekomst en het volgende jaar, hoe snel tijd gaat, steeds sneller, waarom de hoeveelheid dagen in een maand afwisselen, en dat we de tijd nu niet moeten vergeten anders missen we het moment.
We praten over momenten, en hoe we nergens internet hebben en er ooit geen internet was, dat de bus geel is omdat ik dat wilde en hoe Job er toen opeens heilig van overtuigd was dat hij de bus eigenlijk zwart wilde hebben, over de maan die ons alsmaar vergezeld en het sterrenbeeld Orion, de krijger, de vechter, die elke nacht fel boven ons schittert.

Proost, op een jaar waarin we strijden voor waar we aan vast willen houden.

En dan nu… op naar Spanje!

(geschreven door Swaen Harmsen)

 vlcsnap-2017-01-10-19h55m48s989.png

 

 

5 gedachtes over “Orion en de Hemelkoningin

Plaats een reactie